De Geschiedenis
van orgels in onze kerk gaat terug tot 1838. In de Caroluskerk
die Pastoor Ludovicus Rademaker liet bouwen (zie geschiedenis)
beschikte toen over een orgel van Abraham
Meere
die door de Utrechtse orgelmaker Hendricus Dominicus
Lindsen werd geplaatst. Kennelijk voldeed dit acht stemmen
tellende orgel na verloop van tijd niet meer aan de gestelde eisen. In 1876
besloot men dan ook tot de bouw van een nieuw instrument. Ook nu was de opzet
echter zeer beperkt; het nieuwe orgel telde slechts zeven stemmen en een
aangehangen pedaal. In 1953 werd een nieuw kerkgebouw betrokken en het orgel
verhuisde mee. De overplaatsing werd verzorgd door de firma Ebertse (Soest). Ruim tien
jaar later verhuisde het orgel naar de St-Ludgeruskerk in Dronten. Ditmaal
verzorgde de fa. Jos.
Vermeulen (Alkmaar) de overplaatsing. Waarschijnlijk ging
bij deze gelegenheid de orginele orgelkast
grotendeels verloren en bleef ook de dispositie niet ongewijzigd. De
oorspronkelijke Fernfluit 8 (vanaf fis) werd
gewijzigd in een Quint 2 2/3 D. In 1993 verzorgde Sicco Steendam (Roodeschool)
nog een schoonmaak van het orgel waarbij tevens
intonatiecorrecties werden uitgevoerd.
De nieuwbouw van de St-Ludgeruskerk
was aanleiding om ook de toestand van het orgel eens nader te beschouwen. De
overplaatsing maakte immers algehele demontage noodzakelijk. Uiteindelijk
besloot men tot herstel van de oorspronkelijke dispositie en vervaardiging van
een nieuwe orgelkast naar een ontwerp van architectenbureau Brink en Fleer uit
Dronten. Net als in 1964 resulterde dit in een
eigentijdse vormgeving waarbij aansluiting is gezocht bij de rest van het
kerkgebouw; het oude raamwerk van de kast bleef echter ook nu behouden. De
werkzaamheden aan het instrument werden uitgevoerd door Elbertse Orgelmakers; namens KKOR
( Katholieke klokken- en Orgelraad) trad Jos Laus op
als adviseur. De Quint 2 2/3 werd weer verlengd tot Fernfluit 8, maar daarnaast werd een trede voor een
mechanische vrije combinatie toegevoegd.
(bron: Elbertse Orgelmakers; Orgels n Flevoland, 31-32; G.H. Broekhuyzen, Orgelbeschrijvingen, Z 47)
Dispositie van het Maarschalkerweerd
& Zn. orgel:
Manuaal ( C-f3) |
Octaaf 2 |
Prestant 8 |
Aangehangen pedaal ( C-F) |
Gamba 8 ( C-H gecombineerd met
Prestant) |
Trede voor mechaniche
vrije combinatie |
Octaaffluit 4 |
Winddruk 80 mm |
Fernfluit 8 ( vanaf fis) |
Toonhoogte: a1 = 439 Hz bij 20º C. |
Holpijp 8 |
Temperatuur: evenredig zwevend |
In 1964 is
door firma Vermeulen uit Alkmaar en op advies van toenmalig Pastoor Dr. R.A.J.
de Bruyn
( toen adviseur van KKOR), het huidige orgel geplaatst. Dit instrument heeft 2
klavieren en een vrij pedaal met electrische
sleepladen
Dispositie van het Vermeulen orgel:
HOOFDWERK |
POSIETIEF |
PEDAAL |
Prestant 8 |
Gedekt 8 |
Subbas 16 |
Roerfluit 8 |
Prestant 4 |
Baarpijp 8 |
Octaaf 4 |
Roerfluit 4 |
Prestant 4 |
Spitsfluit 4 |
Blokfluit 2 |
Mixtuur III st. |
Superoctaaf 2 |
Quint 2 2/3 |
Fagot 16 (gereserveerd) |
Mixtuur V-VII st. |
Terts 1 3/4. |
3 koppelingen |
Trompet 8 |
Dulcia |